vrijdag 27 november 2015

Detox

Vier dagen zonder cafeïne. Wat is dat nu helemaal? Dat is vier dagen geen koffie en geen gewone of groene thee. Vier dagen genieten van allerlei kruidendrankjes en sapjes. Maar…het is vooral vier dagen lang denken aan alle dingen die je niet mag.

Wat ben ik blij dat ik nooit gerookt heb. Ik zou het stoppen echt nooit vol kunnen houden, ook niet voor maar vier dagen. Sterker nog, hoewel ik nooit gerookt heb, heb ik ineens een enorme trek in een sigaret.

Ik mag vier dagen geen alcohol en snak ’s morgens bij het opentrekken van de koelkast al naar een koud biertje. Terwijl ik normaal gesproken nauwelijks drink. En het pas tijd is voor het ontbijt.

Die hoofdpijn, zou dat nu komen, omdat ik de cafeïne in mijn lichaam mis of is het psychisch. Het weten dat ik geen koffie mag drinken en weten dat ik ook vier dagen lang geen paracetamol mag slikken. We doen maanden met een pakje paracetamol. Het is niet zo dat ik er standaard elke dag een handje van slik, maar nu ik niet mag, voel ik hoofdpijn en voel ik de behoefte aan een paracetamol. En de spierpijn na het sporten is ook heel wat minder dragelijk dan gewoonlijk.

Ik drink chocolademelk, omdat dat wel mag en neem er slagroom bij, omdat ik zo zielig ben. En dus kom ik de kilo weer aan die ik net zo lekker was afgevallen. Detoxen zonder af te vallen. Is eigenlijk ook een beetje sneu.

Weet je wat echt lekker is na het hardlopen? Een boterham met pindakaas en banaan. Lekker zout en zoet bij elkaar en boordevol energie en voedingsstoffen. Shit. Mag ook niet.

Maandag, dan mag het allemaal weer. Zodra ik mijn plasjes heb ingeleverd en mijn bloed heb afgestaan kan ik me weer te buiten gaan aan al die verboden vruchten.


Wedden dat ik dan net zo lief een munttheetje neem…

maandag 23 november 2015

Alweer jarig

(inzending voor schrijfwedstrijd van Nederland leest 2015, iets aangepast na feedback van mijn ZKV schrijfclub)

Hij ziet haar vanuit de verte al aankomen. Hij herkent haar aan haar manier van lopen. De stevige, maar toch wat slepende pas die versnelt op het moment dat ze hem in het vizier heeft. Hij realiseert zich dat ontsnappen in deze lange smalle gang vrijwel onmogelijk is. Als hij dat al zou willen.

“Anton!” roept ze, terwijl ze haar armen alvast naar hem uitstrekt. “Jongen, toch. Gefeliciteerd met je verjaardag!” Op het moment dat ze verjaardag zegt, komt een wat muffige lucht hem tegemoet. Een combinatie van vochtige kelder met een vleugje koffie. Hij wendt zijn hoofd af, al weet hij dat dat onbeleefd is. Ze lijkt het dit keer niet op te merken, want ze glimlacht naar hem.

Ze bedoelt het goed. Dat weet hij ook wel. Maar goede bedoelingen kunnen soms de grootste ongelukken veroorzaken. Ze pakt hem stevig bij zijn schouders en probeert hem naar zich toe te trekken. Zijn rollator weet verder lichamelijk contact te verhinderen. Was die er niet geweest, dan had ze hem vast en zeker aan haar borst gedrukt. De afstand is ook te groot voor zoenen. Daar zorgt hij zelf wel voor door zijn rollator met gestrekte armen voor zich uit te duwen.

Vroeger zou hij een moord hebben gedaan voor een paar stevige zoenen van haar. Ze vochten erom in de klas en op het schoolplein, maar zij bewaarde altijd een gepaste afstand en liet de jongens smachten. Nu heeft haar verschijning die glans verloren. Het maakt hem bang om haar aftakeling van zo dichtbij mee te maken. Hoe lang nog tot ook hij zijn naasten niet meer iedere dag herkent?

Hij weet dat hij zelf fysiek niet veel waard meer is. Strompelend achter zijn karretje, zoveel langzamer dan hij zou willen. Zijn wereld is beduidend kleiner geworden. En dat terwijl zij nog zo de vierdaagse zou kunnen lopen. Tenminste, dat vindt ze zelf. En ze is er zo stellig in dat ze iedere dag weer een nieuwe etappe moet lopen, dat ze haar bewegingsruimte hebben moeten beperken door gesloten deuren en toegangscodes.

Vandaag is een goede dag, want ze noemt hem bij zijn naam. En net als eergisteren wenst ze hem met volle overtuiging een fijne verjaardag toe.


woensdag 11 november 2015

De tussentijd

(mijn last minute inzending voor de schrijfwedstrijd van Editio: http://www.editio.nl/schrijfwedstrijd/de-tussentijd/)

“Luister, meisje.” Oma wenkt me dichterbij. Ik ben zestien jaar oud en kijk met een mengeling van angst en afschuw naar haar magere gerimpelde hand. Toch loop ik aarzelend naar het ziekenhuisbed. Ze praat zo zachtjes, dat ik haar bijna niet kan verstaan.

“Je hoeft niet bang te zijn. We worden allemaal geboren en gaan allemaal weer een keer dood. Dat is het leven.” Ze hapt naar adem. Blijkbaar is de boodschap nog niet compleet.
Ik weet niet zeker of ik de rest wel wil horen. Haar ogen zijn hol en een beetje wazig. Van de vroeger zo bolle, blozende wangen is niet veel meer over. Haar ogen worden spleetjes, terwijl ze zegt: “Het gaat erom wat je in de tussentijd doet.” Haar hoofd knikt met kleine schokjes. Dan zakt ze weg in haar kussen en sluit met een zucht haar ogen. Ik schrik. Is ze nu dood? Maar nee, even later zie ik het ziekenhuisdeken op haar borst een klein beetje bewegen. Moet ik haar nog een laatste kus geven? Dat deden we vroeger ook nooit. Dus in plaats daarvan klop ik zachtjes op haar hand en verlaat op mijn tenen de steriele kamer.

Haar woorden worden mijn mantra. Het gaat erom wat je in de tussentijd doet. In de jaren daarna leef ik voluit. Zodra ik mijn middelbare schooltijd met een diploma heb afgesloten, trek ik de wijde wereld in. Ik bezoek tempels in Azië, duik er met wildvreemden van hoge rotsen af het kraakheldere water in. Ik laat me rondleiden door andere backpackers en doordat ik hier en daar wat geld kan verdienen, kan ik langer blijven dan ik verwacht had.

Eenmaal weer thuis, stort ik me in het uitgaansleven van de student. Ik heb een kamer helemaal voor mijzelf alleen in een oud grachtenpand, middenin de stad. Ik ben er nooit. Alleen zijn maakt me bang. Van stilzitten raak ik in paniek. Ik fladder van de ene relatie naar de ander, probeer op allerlei vlakken zoveel mogelijk ervaring op te doen. Ik werk hard en zorg ervoor dat ik gezien wordt. De ene promotie volgt op de andere, maar als ik te lang op één plek zit, vertrek ik. Kansen zijn overal. Voor stil zitten wachten heb ik geen tijd. De dood zit me tenslotte op de hielen.

Eén ervaring mis ik nog. Die van moeder worden, moeder zijn. Ik worstel met het vinden van de juiste partner. Niemand is goed genoeg voor de eeuwigheid. De tijd begint te dringen. Een slimme meid krijgt haar kinderen op tijd. Intussen wordt mijn tussentijd kleiner en kleiner.

De verworvenheden van de moderne tijd. Ik zoek en vind een donor, een vriend van een vriend van een kennis met mooie ogen en een hoge intelligentie. Het is in één keer raak. De bevalling is overweldigend, maar ik heb geen tijd om er lang bij stil te staan. Mijn kind groeit op van baby tot scholier, met vallen en opstaan, ups en downs. Het hoort er allemaal bij. Zo is het leven. Het gaat maar door en door en door en door. Ik heb geen tijd om na te denken over de tussentijd die zich maar vult en vult. Ik pomp mijn jongen al vroeg vol met unieke ervaringen, want ik weet hoe weinig tijd er is.

Tot de tijd abrupt stopt.

En er is het niets van een witte, steriele kamer zonder prikkels, zonder unieke ervaringen. Een leeg leven. Ik denk terug aan oma die er net zo bij lag, maar dan na heel wat meer levensjaren. Het beneemt me de adem. Wat een loze tussentijd, wat een verspilling. Ik wil hier weg!
Mijn vader zoekt me op. Hij ziet de paniek in mijn ogen en probeert het te begrijpen. Ik vertel hem over oma en haar wijze raad. Dan blijkt pas dat ik haar al die tijd verkeerd heb begrepen. Want oma? Die is het erf nauwelijks af geweest. Een vliegtuig en vreemde landen? Die kende ze alleen uit de krant. Een netwerk zo groot als de wereld? Zij kende iedereen uit het gehucht van haver tot gort. Wat deed zij in de tussentijd? Zij leefde. Tot de dood erop volgde.

vrijdag 6 november 2015

De grens

"Staat u mij toe?"
Hij staat voor me, met een uitgestrekte arm, klaarblijkelijk om mij te helpen over het prikkeldraad te komen. Ik aarzel. Wil ik wel die kant op? Het is letterlijk en figuurlijk een grens waarvan ik niet weet of ik die wil oversteken.

I wasn’t sure I wanted to cross that border. But his face was so inviting (not pretty, not young, but old and wrinkled with a twinkling in the eyes that hadn’t died despite the hardships he undoubtedly would have had to face in his life). I couldn’t resist him, couldn’t resist this physical border. So I took his hand gratefully and let him help me to get to the other side.
(I realise I’m mixing up my languages as if my mind isn’t quite sure yet, either, about which side I should be choosing. )

De andere kant. Daar ben ik nu. Aan de andere kant, waar het leven beter zou moeten zijn dan waar ik vandaan kom. Ik kijk achterom naar de eindeloze stroom van mensen die ons volgt. Jong, oud, van allerlei gezindten, talloze achtergronden. Er is nauwelijks iets dat ons bindt, behalve de vlucht zelf.

Zelfs de reden waarom we vluchten is niet universeel. Zoeken we geluk, geld, veiligheid? Is het een nieuw begin, of een tijdelijke rustplaats? Een wanhopige poging om nog iets van ons leven te maken of een hoopvolle start? Een plek om op te laden voor de volgende stap?

I hardly understood what made me leave in the first place. What was the reason I left my hometown and why now exactly and not last year or next week? Is it an escape or a journey? In a way it is as if we have all jumped on a train with an unknown destination. As soon as it left the platform we weren’t able to stop it anymore. It is driving us, like lemmings, towards the sea. A common misconception with lemmings is that they commit mass suicide by running off cliffs. In fact, it is not suicide. Lemmings know how to swim. They migrate for a better future. Many of us know how to swim too, but can we make it to the other side?  

De man verstoort mijn gedachtestroom. 
“Waar droom je van?” vraagt hij. Zijn vraag is onverwacht, maar Waar kom je vandaan? of Waar ga je naartoe zijn? in deze situatie moeilijker te beantwoorden. Hij raakt een gevoelige snaar. Ik vertel hem van de vrijheid die ik zoek, los van landen en continenten, los van religie en andere verstikkende banden en verwachtingen.

“I want to fly like an eagle,” I tell him whilst I point at the sky. He smiles and goes along with my daydream. It so happens he has the same dream. 
I doubt whether it will ever come true on this side of the border or any other.
“As long as there are borders,” he says, “we will never be free, not really.”

“We have to wait and see,” I say and I smile. 

dinsdag 3 november 2015

De taartenbakwedstrijd

Op Graafeiland is ieder jaar een taartenbakwedstrijd. Alle bewoners mogen meedoen. Vrouwtje Bea bakt niet mee. Zij kan zo goed taarten bakken, dat zij elk jaar zou winnen. En dat is niet helemaal eerlijk. Daarom is zij de jury.

Het is best wel lastig voor de anderen om iets te maken, omdat ze dit niet zo vaak doen. Toch doen ze allemaal hun stinkende best. Want na de wedstrijd gaan ze samen de taarten opeten. En hoe lekkerder die zijn, hoe beter!

Dit jaar is het thema dieren. Dat betekent, dat de taarten of cakes in de vorm van een dier moeten worden gemaakt. Of ze moeten worden versierd met dieren. Of ze zijn gemaakt voor dieren. Lila, bijvoorbeeld, die veel van dieren houdt, maakt een worteltaart voor haar konijnen.
Sjoerd bakt een boterkoek. Die is zo klaar. Hij wil op zijn koek vier paardjes zetten van hout. Maar die moet hij dan wel eerst maken. Daarom begint hij voordat hij de boterkoek in de oven zet eerst met zagen.

Op zijn ontdekkingsreizen over het eiland heeft Rik allerlei botjes gevonden. Hij denkt dat ze van kleine muisjes geweest zijn. Rik denkt: “Dode dieren zijn ook dieren. Ik ga hier mijn cake mee versieren. Dan heb ik een dierencake.”

Claire weet nog niet zo goed welke taart ze dit jaar moet maken. Ze weet wel al welke kleur die moet zijn: roze natuurlijk! Ze kent maar één dier dat roze is: een varkentje. Als ze dat heeft bedacht, weet ze hoe ze moet beginnen. Ze maakt een aardbeientaart in de vorm van een varken.

Met het puntje van hun tong uit de mond zijn ze in hun huisjes allemaal druk bezig. Alleen Meester Pim is nog steeds niet begonnen. Hij blijft maar door al zijn kookboeken bladeren.
“Deze is te moeilijk,” denkt hij bij de ene taart. “Die is weer te makkelijk,” zegt hij bij een andere tegen zichzelf. Met zo’n makkelijke taart wint hij natuurlijk nooit. Hij vergeet helemaal dat de taart vooral lekker moet zijn. Na een tijdje raakt hij in paniek. Hij heeft niet zoveel tijd meer. Hoe moet dat nu?

Vrouwtje Bea gaat ’s middags bij iedereen even langs. Ze is heel nieuwsgierig naar wat haar vrienden aan het maken zijn, maar wil vooral graag helpen. Ze zorgt dat de oven van Sjoerd oven precies warm genoeg is, raadt Claire aan om het beslag nog iets luchtiger te kloppen. En vertelt Rik dat hij de botjes even moet koken, omdat ze dan schoner en witter zijn.

Als laatste komt ze bij Meester Pim. Ze ziet dat hij onderuitgezakt op de bank zit.
“Wat is er met jou aan de hand?” vraagt ze bezorgd.
Meester Pim vertelt dat hij niet weet wat hij moet maken. Vrouwtje Bea kijkt hem verwonderd aan.
“Weet je dan niet meer van vorig jaar? Jouw chocoladecake? Die was het eerste op!”
Dat is waar ook, denkt Meester Pim.
“Ik had niet gewonnen,” zegt hij. Vrouwtje Bea knikt. Dat is waar.

“Maar,” zegt ze. “Ik weet niet meer precies wie er gewonnen had, maar ik weet nog wel welke cake ik het lekkerste vond.” Meester Pim staat glunderend op. Hij wrijft in zijn handen.
“Mijn keuken uit,” zegt hij. “Ik moet gaan bakken.”
Vrouwtje Bea is blij dat ze hem heeft kunnen helpen gaat snel weer weg.

Even later brengen ze allemaal hun taart naar de picknickplaats. Ze zetten de baksels op de bank en kijken vol spanning naar Vrouwtje Bea. Wat zou ze ervan vinden? Vrouwtje Bea is streng. Ze let erop of ze netjes hebben gewerkt, of duidelijk is dat de taart iets met dieren te maken heeft. En als laatste neemt ze van alle taarten een hapje.

“De beste taartenbakker van dit jaar is…” Ze blijft even stil om het spannend te maken. “Meester Pim! De taart ziet er smakelijk en netjes uit. Hij is in de vorm van een hoefijzer en is dus een echte dierentaart. Maar vooral: zijn taart is net zo lekker als vorig jaar.” Meester Pim krijgt een mooie medaille omgehangen.


De anderen zijn het ermee eens. Ze zijn blij dat Vrouwtje Bea heeft gekozen, want nu kunnen ze allemaal lekker gaan proeven!

maandag 2 november 2015

De geur van tante Connie

Het huis is stil. Vroeger stond hier de hele dag klassieke muziek aan. Niet als verdovende achtergrondmuziek, maar indringend op de voorgrond. Het was één van de redenen waarom mijn moeder hier niet graag kwam. Maar nu moet ze wel, want tante Connie is dood. Er is werk aan de winkel: de woningcorporatie wil haar flat zo snel mogelijk aan een nieuwe huurder aanbieden. Samen met mijn moeder ontferm ik me over de inboedel. Zij ontruimt de slaapkamer, ik ben belast met de keuken.
Zodra ik de koelkast opentrek, komt de geur van salami me tegemoet. Tante was er dol op. “Het houdt de mensen zo lekker op een afstand”, zei ze altijd als iemand zich beklaagde over de scherpe knoflookgeur. Tegen ons (mijn zusje en mij) beweerde ze iets anders. Ze vertelde ons in vertrouwen dat haar huisje behekst was en dat knoflook de kwade geesten in bedwang hield. De fluistertoon waarop ze dit vertelde droeg bij aan het bloedstollende effect.
“Ze is zelf een heks,” zei mijn zusje toen we ’s avonds in bed lagen te praten na een bezoek aan onze lievelingstante. We namen ons voor de volgende dag te gaan zoeken naar haar bezemsteel. Bloednerveus waren we, maar tante had ons door. Ze wijdde ons in in de hekserij. Die werd vooral beoefend in haar kleine keukentje. Natuurlijk geloofden we niets van haar verhalen over spreuken en toverdrankjes, maar toch zijn we haar keuken als een soort epicentrum van zwarte magie gaan beschouwen.

Mijn zus woont nu in Australië en kon onmogelijk overkomen voor de crematie. Maar ik voel dat ze hier bij me is, bij de schoonmaak van dit spookhuis. En tante Connie? Die zal ervoor zorgen dat de indringende knoflooklucht nooit meer uit het appartement verdwijnt.

Today will be the day

She knows. The moment she wakes up she knows. Today will be the day. She tries to ignore it, would love to slip back into semi-unconsciousness, but the urge is too strong. She has to get up. Now.
Last night she carefully chose her outfit after a fitting session of nearly an hour. She laid out her clothing on the bedside table. Looking at it makes her eager and nervous at the same time. It takes just a few minutes to get dressed.
She opens the windows to let the fresh air flow through the bedroom, getting rid of the heavy smell of sleep and dreams. She takes a deep breath, sighs, stretches and heads for the door. 
No time to cook a proper breakfast. Just a glass of lukewarm water and a dry piece of toast will do. Breakfast is the most important meal of the day, they say. It is. But she won’t have it now. She will have a postponed breakfast afterwards. 
She examines her phone and in particular the app she intends to use. It works, meaning it will record her every move. She puts on her running shoes, grabs her key from the table and walks out.
This is her cue. This is when her new, healthy life begins. She will refrain from eating candy and cookies. She will exercise every day and she will love it. Her reward will be a beautiful, slender body, ultimately leading to an adoring lover.

Running appears to be tougher than she expected it to be. It is hard work. In her wildest fantasies she would look like a supermodel during the exercise, with hair blowing elegantly in the wind, but when she checks her reflection in a shop window she is shocked to see that her body resembles that of a sea lion. Including the lumps of fat, which throb with every step she takes. But still, she is happy and proud to have taken the first step.

Some hundreds of meters from her house, panting heavily already, she is almost run over by two cyclists wearing tight lycra in screaming colours. She has to jump to the side and lands on her buttocks in the grass. She hears the one man telling to the other “didn’t help her much, the running” and her brave attempt is over. Her energy leaves like electricity in the muddy ground. And at home a bowl filled with candy waits for her in a secret drawer.