maandag 14 augustus 2017

Waarom de leeuw in de galerij geluidloos blijft brullen

Vroeger kon de leeuw urenlang rustig spelen op de galerij. Hij deed er verstoppertje met twee muizen of tikkertje. De muizen piepten, de leeuw piepte mee.
Maar op een dag werd de leeuw moe. Ze wilde stoppen met spelen en lekker gaan slapen.
"Ah, toe," zei de ene muis, "nog een keer. Ik weet een hele goede verstopplek."
"Ja, kom," zei de andere muis. "Ik heb je zo gevonden, wedden?"
De leeuw gaf geeuwend toe. Het waren toch zijn beste vrienden en daar kun je geen nee tegen zeggen.
En terwijl muis 2 tot honderd telde, kroop muis 1 in de geopende muil van de leeuw.
"Niet dicht doen, hoor," piepte het ondernemende beestje gespannen, want de kiezen van de leeuw waren ineens wel heel groot en heel dichtbij. De leeuw knikte voorzichtig met open mond.
"Honderd," riep muis 2, "Ik kom!" En op dat moment greep een kat, die hen al een poosje in het vizier had, hem bij zijn staart.
Sindsdien wachten leeuw en muis 1 gespannen tot muis 2 hen komt zoeken. De leeuw houdt angstvallig zijn muil open. Daarom blijft de leeuw in de galerij geluidloos brullen.

vrijdag 7 juli 2017

Was ich noch zu sagen hätte

Ze tikt de as van haar sigaret en neemt snel weer een trekje. Ze inhaleert nauwelijks. Mijn moeder rookt niet. Niet echt. Alleen met een verjaardag, als de oranje plastic bakjes gevuld zijn met rauwkost en borrelnootjes, bietst ze hier of daar een Belinda of een Caballero met filter. 

Tegenwoordig ben je een slechte ouder als je kinderen voor hun achttiende met alcohol in aanraking komen. Toen niet. Toen likten we met vingers of tong de restjes advocaat uit de borrelglaasjes of lurkten we stiekem in de bijkeuken de laatste druppels uit de bierflesjes in het krat. 

“Wat ik nog wilde zeggen, duurt maar zo kort als het roken van één sigaret. Dat begrijp ik nog,” zegt ze tegen niemand in het bijzonder. “Maar dan die laatste zin?” Ze kijkt nadenkend naar haar peuk en maakt hem dan uit in de asbak. Automatisch drukt ze op het knopje in het midden, waardoor er een schuifje opengaat. Als je dat lang ingedrukt houdt, vult de aswalm de hele kamer. Zij weet dat en laat dus het knopje los zodra de peuk in de diepte is verdwenen. “Ik kom er maar niet achter.”

Duitsland. Het klonk zo heel erg buitenlands. Wij kwamen er nooit. “Als je de taal niet verstaat, heb je er niets te zoeken,” zei mijn vader altijd. Hij was tien toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Het heeft jaren en jaren geduurd voor hij er überhaupt de grens over durfde. 

Wij leerden wel Duits op de middelbare school. Eerste, tweede, derde en vierde naamval. Mit, nach, bei. Eenmaal in je kop, gaat zoiets er nooit meer uit. Maar wat “Und ein letztes Glas im stehen” betekende, dat leerden ze ons niet. Tot groot verdriet van mijn moeder.

Het lied “Gute nacht, Freunde” ruikt naar de muffe vakantiehuisjes in Limburg en Drenthe waar we ieder jaar in de zomervakantie naartoe gingen. ’s Avonds laat schalde het krakerig uit de analoge radio. De gedachte eraan maakt me melancholiek. Het staat voor jokeren aan de keukentafel (de ergernis van mijn vader als het hoofdrekenen niet snel genoeg ging) en oude Libelles lezen met patronen voor gebreide bikini’s. Ver na de gebruikelijke bedtijd, als het oog weer op morgen werd gericht, kropen we onder de dekens.


Ik google en vind het nu wel antwoord op de vraag van mijn moeder. “Wat ik wil zeggen duurt niet langer dan een sigaret en een glaasje, dat ik al staande leegdrink.” Ik zou het haar graag nog willen vertellen.

Op de markt

Ik was vijftien of zestien jaar, ongeveer van de leeftijd van mijn oudste zoon nu, en op zoek naar een extra zakcentje. In het plaatselijke krantje stond een advertentie van een marktkoopman die scholieren zocht om te helpen in zijn wekelijkse groentemarkt in Delft. Ik belde met lood in mijn schoenen om een afspraak te maken. De eerstvolgende marktdag werd ik om 7 uur verwacht op de Markt.

In het begin was het er nog rustig, maar al snel verdrongen de klanten zich voor de kraam om een pondje spinazie, twee ons peultjes of zes mandarijnen te kopen. Ik woog alles netjes af in een metalen bak op een ouderwetse weegschaal met wijzer en vulde er vol enthousiasme de boodschappentassen mee.

Al snel bleek dat ik geen talent had voor hoofdrekenen, zeker niet onder druk. Om maar zoveel mogelijk klanten te kunnen helpen, rondde ik de hoeveelheden en bijbehorende bedragen af tot een werkbaar getal. Bij het teruggeven van het wisselgeld stotterde ik en liet ik regelmatig een stuiver tussen de aardbeien vallen.

Toen ik ook niet meer kon kiezen welke ongeduldige klant ik als eerste zou helpen, werd ik door de marktkoopman uit mijn lijden verlost. Ik had er net een paar uur opzitten, maar kreeg een handvol biljetten in mijn handen gedrukt met de woorden: "Bedankt, meissie, maar ik heb genoeg gezien."

Ik realiseerde mij dat ik beter op zoek kon naar een ander bijbaantje.

dinsdag 31 januari 2017

De toestand in de wereld

"Ik begin me toch een beetje zorgen te maken," zegt ze, terwijl ze nog een stukje chocola in haar mond stopt.
"Over je gewicht?"
"Nee, de toestand in de wereld."
"Ach wat, ze maken het allemaal erger dan het is."
"Wie?"
"Nou, de media. En al die mensen die tegen verandering zijn."
"Zou het?"
"Moet toch wel. Het kan toch allemaal nooit zo erg zijn als zij zeggen?"
"Maar op Facebook hebben ze het over een fascist en dat het straks te laat is."
"Bij mij op Facebook helemaal niet. Dan heb je vast een keer zo'n pagina bekeken. Of zo'n bericht geliked."
"Hoe bedoel je?"
"Als je een bericht van zo'n linkse club leuk vind, krijg je alleen nog maar zulke dingen te zien."
"Hm. Ik kijk wel vaak op de Linda pagina. Zou die ook?"
"Ze zitten echt overal."
"Zou je denken?"
"Echt wel. Je kunt gewoon rustig gaan slapen. Geef mij eens dat laatste stukje."
"Op. Sorry!"
"Fascist."