Ze tikt de as van haar sigaret en neemt snel weer een trekje. Ze inhaleert nauwelijks. Mijn moeder rookt niet. Niet echt. Alleen met een verjaardag, als de oranje plastic bakjes gevuld zijn met rauwkost en borrelnootjes, bietst ze hier of daar een Belinda of een Caballero met filter.
Tegenwoordig ben je een slechte ouder als je kinderen voor hun achttiende met alcohol in aanraking komen. Toen niet. Toen likten we met vingers of tong de restjes advocaat uit de borrelglaasjes of lurkten we stiekem in de bijkeuken de laatste druppels uit de bierflesjes in het krat.
“Wat ik nog wilde zeggen, duurt maar zo kort als het roken van één sigaret. Dat begrijp ik nog,” zegt ze tegen niemand in het bijzonder. “Maar dan die laatste zin?” Ze kijkt nadenkend naar haar peuk en maakt hem dan uit in de asbak. Automatisch drukt ze op het knopje in het midden, waardoor er een schuifje opengaat. Als je dat lang ingedrukt houdt, vult de aswalm de hele kamer. Zij weet dat en laat dus het knopje los zodra de peuk in de diepte is verdwenen. “Ik kom er maar niet achter.”
Duitsland. Het klonk zo heel erg buitenlands. Wij kwamen er nooit. “Als je de taal niet verstaat, heb je er niets te zoeken,” zei mijn vader altijd. Hij was tien toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Het heeft jaren en jaren geduurd voor hij er überhaupt de grens over durfde.
Wij leerden wel Duits op de middelbare school. Eerste, tweede, derde en vierde naamval. Mit, nach, bei. Eenmaal in je kop, gaat zoiets er nooit meer uit. Maar wat “Und ein letztes Glas im stehen” betekende, dat leerden ze ons niet. Tot groot verdriet van mijn moeder.
Het lied “Gute nacht, Freunde” ruikt naar de muffe vakantiehuisjes in Limburg en Drenthe waar we ieder jaar in de zomervakantie naartoe gingen. ’s Avonds laat schalde het krakerig uit de analoge radio. De gedachte eraan maakt me melancholiek. Het staat voor jokeren aan de keukentafel (de ergernis van mijn vader als het hoofdrekenen niet snel genoeg ging) en oude Libelles lezen met patronen voor gebreide bikini’s. Ver na de gebruikelijke bedtijd, als het oog weer op morgen werd gericht, kropen we onder de dekens.
Ik google en vind het nu wel antwoord op de vraag van mijn moeder. “Wat ik wil zeggen duurt niet langer dan een sigaret en een glaasje, dat ik al staande leegdrink.” Ik zou het haar graag nog willen vertellen.