vrijdag 15 juli 2016

Picknicken in het park

Inzending voor Schrijfwedstrijd "De Mens van 2050"




Picknicken in het park


‘Deze is van dertig jaar geleden, zoiets’ zegt ze, terwijl ze met een mager vingertje naar de foto wijst. Soms weet ze vreemd genoeg nog wel precies hoe het was. Vandaag is een goede dag.

‘Echt?’ Ik kan het me niet voorstellen dat het park er toen nog zo uit zag. Zo relaxt. Zo…gezellig.

Ik kijk naar de mensen, de gezichten. Zoveel lachende gezichten. ‘En die rook? Is dat het begin? Van toen het fout ging?’

Meer durf ik niet te zeggen. Er heerst soms onduidelijkheid over wat wel en niet mag en daarom is iedereen vaag over de inslag. Eigenlijk praat niemand er over. Maar bij haar durf ik wel. Elke keer hoop ik toch weer iets meer te weten te komen.

“Wat? Oh, daar.” Ze lacht een beetje. Het is een fijne lach. Eén van vroeger.

“Nee, dat is van een barbecue.”

“Een wat?” Ik schuifel wat op mijn stoel en probeer zo dichterbij haar te komen. Ik ben gek op de verhalen van vroeger.

“Een vuurtje waar je je vlees op kunt grillen. Lekker was dat!” Ze likt haar lippen af.

“Vlees? Aten jullie toen nog vlees?” vraag ik verbijsterd.

“Ja,” knikt ze. “Zelfs jij hebt vroeger nog vlees gegeten.”

Ik kan me er niets van herinneren. Hoe oud was ik toen? Net geen baby meer, denk ik. “Hoe smaakte dat dan?”

Ze denkt na tot er rimpels in haar gezicht verschijnen. Ze sluit haar ogen. Dan komt er een gelukzalige glimlach tevoorschijn. “Een beetje als tofoe, maar dan lekkerder. Veel lekkerder.”

“Nog lekkerder dan tofoe?” Ik heb al in geen maanden meer tofoe gegeten. Het is nergens meer te krijgen. Ik droom er af en toe over. Ze zeggen dat ik dan in mijn slaap lig te smakken.

Ik wil nog meer weten. Kijk in haar ogen die net zo blauw zijn als die van mij, maar die ik verberg achter een bruin filter. Ik hang aan haar droge lippen.

“En die groene dingen die er achter staan? Wat zijn dat?” Op het moment dat ik dat vraag, zie ik dat ik te ver gegaan ben (ik zie het aan het knijpen van haar hand) maar ik kan het niet meer terugdraaien. Er is nog zoveel dat ik wil weten en kunnen begrijpen. Mijn gehandschoende hand reikt naar haar hand, naar haar gezicht, in de hoop dat lichamelijk contact haar gerust zal stellen, maar de plexiglasplaat maakt dat onmogelijk. Dat zou ook te gevaarlijk zijn. Toch wilde ik dat ik bij haar kon komen.

“Dat zijn bomen.” Ze fluistert het heel zachtjes. Ik kan het bijna niet horen. “Bomen en gras, wolken en wind, vogels en muziek.” Ze ratelt. “Bomen en gras, wolken en wind, vogels en muziek.” Steeds sneller, steeds harder gaat haar versje. Ongerust kijk ik om me heen. Ik hoop maar dat niemand het hoort. Het is een verboden rijtje, iets uit een heel ver verleden. Iets dat heerlijk klinkt.

Achter haar komt een robot naar haar toe gereden. Hij pakt haar bij haar elleboog. “Mevrouw,” zegt hij dwingend, “mevrouw, rustig maar.”

Maar mama wordt niet rustiger. “Bomen en gras, wolken en wind, vogels en muziek.” Ze slaat wild om zich heen, probeert zich los te worstelen. Hij gebaart naar mij dat ik beter weg kan gaan. Ik wil niet. Ik wil bij haar. Maar ik moet.

Ik gris de foto van het tafelblad voor iemand anders dat kan doen en prop hem onder mijn kleren. Ik kijk nog één keer om en zie hoe mijn moeder wordt weggevoerd.

‘Er is meer!’ roept ze en terwijl haar woorden als een lied echoën in mijn hoofd, maak ik dat ik wegkom.

maandag 11 juli 2016

Prince is dood

Dit is een mogelijk begin van het korte verhaal dat ik schrijf voor de cursus "Van idee tot verhaal" (april - december 2016)

Prince is dood (Dutch version)

Niels trekt zijn mobieltje uit zijn achterzak en ziet dat hij nog twee uur moet werken.  Twee uur. Door de speakers van de supermarkt klinkt de gebruikelijke muzak. Niemand die het hoort, maar hij wel. Hij heeft een tijdje met zijn eigen muziek op zijn oren gewerkt, maar dat heeft de chef kruidenierswaren hem verboden. Het werd een hele rel, waardoor hij bijna ontslagen werd. Uiteindelijk kwamen ze tot een compromis. Hij mocht een paar nummers van Neil Young (“Van wie?” had zijn chef gevraagd) toevoegen aan zijn playlist. Een karige toezegging, vond hij, maar hij zag zich genoodzaakt ermee in te stemmen.

Maar die nummers zijn vandaag allemaal al geweest. Hij kokhalst als een walm van eau de cologne zijn neus binnendringt.
‘Jongeman, waar kan ik de Maggie vinden?’ vraagt een grijze dame terwijl ze haar rollator tegen zijn scheenbeen parkeert. Hij gromt en wijst ongeveer naar het juiste schap. Gelukkig nog maar twee uur. In zijn achterzak voelt hij een vibratie. Een bericht van Alex: ‘Prince is dood’ leest hij en hij vreest het ergste.

Prince is dead (English version)

Rick takes his mobile from his back pocket. He checks the numbers before putting it back again and realises his working day will take two more hours. Two more hours! He can hardly bear it. The supermarket’s speakers spit out its elevator music. There was a time when he wore his earplugs whilst restocking the shelves. But his boss found out and forbade him. It would put off the customers, he was told. Rick would rather have them leave him alone. But, Rick needs this job, and the money in particular, desperately, so they compromised. He is forced to work without the earplugs, but is allowed to include a couple of Neil Young songs (who is that supposed to be? His boss exclaimed) on the shop’s playlist. But today all of his songs have been played already.

He is carefully placing packets of toilet paper on the ground when the sweet smell of perfume enters his nose and nearly makes him vomit.
‘Excuse me, boy, where can I find the oatmeal?’
Reluctantly he turns his head up to look at a grey haired lady with watery blue eyes. The wheels of her shopping cart hit him hard on the ankle en he is about to get up and tell her his mind, but she turns the other way, mumbling. ‘Oh, right, now I remember.’ The fact that he was disturbed for no reason at all angers him even more. A vibration in his pants distracts his attention from the old lady. Just two more hours. You will survive, he reassures himself. He reads the incoming message from Alex: ‘Prince is dead‘. He fears what will happen next.


vrijdag 8 april 2016

ik, ik, ik

Ik heb een glimmende pen en papier zonder lijntjes
Ik heb werk, duizend ideeën, maar geen geduld.
Ik heb geen ambitie. Of toch?
Geen planning of plan voor over vijf jaar.
Ik heb lief: jou, jullie, drie jongens en een man.
Ik heb zorgen om de gekste dingen,
geen interesse in de krant of polis. Maar wie wel?

Ik heb zin om te dansen met een gekke dochter met vlechten.
Maar die heb ik niet.
Ik heb een fiets, zonder motor
Een huis met brievenbus, maar geen post.
Ik heb geen geheimen, maar zeg niet welke.
Ik heb genoeg.

donderdag 18 februari 2016

De geur van tante Connie

Het huis is stil. Vroeger stond hier de hele dag klassieke muziek aan. Niet als een kalmerend achtergrondruisje, maar indringend op de voorgrond. Het was één van de redenen waarom mijn moeder hier niet graag kwam. Maar nu moet ze wel, want tante Connie is dood.

En er is werk aan de winkel: de woningcorporatie wil haar flat zo snel mogelijk aan een nieuwe huurder aanbieden. Samen met mijn moeder ontferm ik me over de inboedel. Zij ontruimt de slaapkamer, ik ben belast met de keuken. Zodra ik de koelkast opentrek, komt de geur van salami me tegemoet. Tante was er dol op.

“Het houdt de mensen zo lekker op een afstand”, zei ze altijd als iemand zich beklaagde over de scherpe knoflookgeur. Tegen ons (mijn zusje en mij) beweerde ze iets anders. Ze vertelde ons in vertrouwen dat haar huisje behekst was en dat knoflook de kwade geesten in bedwang hield. De fluistertoon waarop ze dit vertelde droeg bij aan het bloedstollende effect.

“Ze is een heks,” zei mijn zusje, toen we ’s avonds in het logeerbed lagen te praten. We namen ons voor de volgende dag te gaan zoeken naar bewijzen. Bloednerveus waren we, want we wilden niet dat tante ons door had. Toen ze een boodschap was gaan doen in de plaatselijke toko, zagen we onze kans schoon.

We openden de deuren van kastjes, waarvan we wisten dat zij niet wilde dat wij erin neusden. Maar we vonden geen boeken met toverspreuken, geen toverstokjes en ook geen voodoopoppen. Wel muizenvallen, stof en… het plankje, helemaal onderin de kelder, dat we als laatste inspecteerden. Het werd in beslag genomen door een plastic zak vol met foto’s.

En zo vond tante ons op de keldertrap. Zo verdiept in de oude plaatjes, dat we niet hadden gemerkt dat ze was thuisgekomen. We schrokken op toen ze achter onze rug luid kuchte. De tas rukte ze zwijgend uit onze handen. Hij werd netjes teruggelegd op de plek waar hij vandaan kwam. Ze maakte er nooit een woord aan vuil.

Natuurlijk geloofden we niets van haar verhalen over spreuken en toverdrankjes, maar toch zijn we haar keuken als een soort epicentrum van zwarte magie gaan beschouwen. En de kelder als een ruimte vol geheimen.


Mijn zus woont nu in Australië en kon onmogelijk overkomen voor de crematie. Maar ik voel dat ze hier bij me is, bij de schoonmaak van dit spookhuis. En tante Connie? Die zal ervoor zorgen dat de indringende knoflooklucht nooit meer uit het appartement verdwijnt.