Mijn moeder is een pacifiste pur sang. Heb je daar lef voor
nodig? Toch wel. Want in onze contreien is dat bepaald niet gebruikelijk.
We wonen in een dorp van boeren en tuinders. Je kunt ze over
één kam scheren, maar dan heb je ze niet begrepen. De boeren zitten niemand in
de weg en gaan hun eigen gang. Je hoort ze niet. De tuinders daarentegen hebben
altijd het hoogste woord. En ze zijn zeker niet van zins om over zich te laten
lopen. Mijn beste vriendin is een tuindersdochter.
We zijn op het kookpunt van de Koude Oorlog beland.
Nederland is verdeeld over de stationering van kruisraketten. Mijn vriendin is
voor. “Je moet je toch ergens mee kunnen verdedigen?” beweert ze. Het is, denk
ik, de eerste en de laatste keer dat we over politiek praten. “Liever een raket in de tuin dan een Rus in
de keuken.” Dat is haar devies en dat van velen in onze omgeving.
Ik ben echter een dochter van mijn moeder. Ik schaam me soms
voor haar: de ‘Ban de bom’-buttons op haar jas en stoffen tasjes, haar hulp aan
vluchtelingen, haar diepe medeleven met de minderbedeelden op de wereld. Toch twijfel
ik niet echt. Oorlog is fout, maar de wapenwedloop is nog fouter.
Het is sinterklaasavond. We verrassen elkaar met originele
surprises en fraaie gedichten. Mijn vader krijgt een plastic fles met Champo
erop en shampoo erin. Spellen is niet zijn sterkste kant. Dan is moeders aan de
beurt. Volgens de aanwijzingen in het gedicht gaat ze in huis op zoek naar haar
cadeau. In de keuken slaakt ze een gil. We rennen op het geluid af.
Ze lacht, gelukkig. Daar staat ze oog in oog met een
levensgrote pop met een bordje om zijn nek. Een Rus. In haar keuken. Ze laat
hem met liefde en zonder vrees binnen.
Ik bekijk dertig jaar later de beelden van vluchtelingen in
gammele bootjes, niet wetend wat ik moet en voel me heel wat minder dapper.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten