In november 2015 doe ik weer mee aan NaNoWriMo = National Novel Writing Month. Alleen schrijf ik dit keer niet aan een roman, maar schrijf ik elke dag een kort verhaal. Onderwerp, vorm en taal kunnen per dag verschillen. En wat betreft de kwaliteit: resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst.
Veel leesplezier!
zaterdag 31 oktober 2015
donderdag 29 oktober 2015
Het einde van de wereld
“Op 21 december 2015, de kortste dag van het jaar, komt de zon niet meer
op,” lees ik voor.
“Wat zeg je?”
“Ja, ik kan er ook niets aan doen. Dat staat hier in de krant.”
“Laat eens kijken?” Mijn vriendin Maartje rukt de krant uit mijn handen.
Ze kijkt verschrikt naar me op, nadat ze de vette kop heeft kunnen lezen. “Maar
dat is toch de dag dat we naar Vietnam vliegen?”
“Ach, joh,” zeg ik. “Volgens mij hebben ze het einde van de wereld al zo
vaak voorspelt. En tot nu toe is er nog niets van terecht gekomen.”
Maartje zet haar leesbril op en bestudeert de krant. Ik kan niet geloven
dat ze er zo serieus voor gaat zitten. Maar ze doet het echt. Ze ploft al
lezend neer op de bank. “Het klinkt wel
plausibel.”
Plausibel. Dat woord heb ik haar in de tien jaar dat we al samen zijn nog
nooit horen gebruiken. Het is geen woord van haar. Ze tilt haar hoofd op en
kijkt me priemend aan.
“Moeten we daar iets mee? Denk je dat we kunnen annuleren?”, vraagt ze.
“Op basis van een gerucht in de krant?”
“Nou ja, er staat toch ook iets over Klimaatraad en Nasa. Misschien komt
er wel een reisverbod ofzo?”
Verwacht ze nu echt dat ik daar serieus op ga antwoorden?
“Deze krant, van zogenaamd wakker Nederland, praat gewoon na wat
zwartkijkers in hun glazen bollen hebben gezien,” probeer ik haar duidelijk te
maken. “Weet je nog die film 2012 die we pas geleden gezien hebben? Dat jaar
zouden we overgaan naar een nieuwe tijd. Heb jij er iets van gemerkt?”
“Nee, maar een hoop ellende was het wel. Ik moet er niet aan denken dat
ik dan ergens boven de Indische Oceaan hang.” Maartje schudt gedecideerd haar
hoofd. “Ik denk echt dat we moeten cancelen. Ik ga niet met een gerust hart weg
als ik weet dat dat ons te wachten staat.”
“Dat wát ons te wachten staat? Dat de zon een dagje niet op komt. Daar
kunnen we echt wel tegen hoor. Maak je nu niet ongerust.”
Ik loop naar haar toe en neem haar in mijn armen om haar te kalmeren.
Maar ze laat zich niet kalmeren. Ze duwt me van zich af en houdt vast aan de
krant.
“Ik ga niet. Ik ga gewoon niet. Ik had er al niet zo’n goed gevoel over
en dat wordt nu bevestigd. Ik ga niet.”
Wat bedoelt ze met dat ze niet zo’n goed gevoel had? We hebben deze
vakantie maandenlang voorbereid. Er samen naar uitgekeken.
“Het was altijd al meer jouw droom dan de mijne,” beantwoordt ze mijn
niet gestelde vraag.
Ik deins geschrokken achteruit. Dit was ónze droom. We zouden samen.
“Schat, wat bedoel je? Ik begrijp het niet?”
“Ik vind de situatie momenteel te penibel.”
En ook dat woord is niet van haar.
donderdag 1 oktober 2015
Ban de bom
Mijn moeder is een pacifiste pur sang. Heb je daar lef voor
nodig? Toch wel. Want in onze contreien is dat bepaald niet gebruikelijk.
We wonen in een dorp van boeren en tuinders. Je kunt ze over
één kam scheren, maar dan heb je ze niet begrepen. De boeren zitten niemand in
de weg en gaan hun eigen gang. Je hoort ze niet. De tuinders daarentegen hebben
altijd het hoogste woord. En ze zijn zeker niet van zins om over zich te laten
lopen. Mijn beste vriendin is een tuindersdochter.
We zijn op het kookpunt van de Koude Oorlog beland.
Nederland is verdeeld over de stationering van kruisraketten. Mijn vriendin is
voor. “Je moet je toch ergens mee kunnen verdedigen?” beweert ze. Het is, denk
ik, de eerste en de laatste keer dat we over politiek praten. “Liever een raket in de tuin dan een Rus in
de keuken.” Dat is haar devies en dat van velen in onze omgeving.
Ik ben echter een dochter van mijn moeder. Ik schaam me soms
voor haar: de ‘Ban de bom’-buttons op haar jas en stoffen tasjes, haar hulp aan
vluchtelingen, haar diepe medeleven met de minderbedeelden op de wereld. Toch twijfel
ik niet echt. Oorlog is fout, maar de wapenwedloop is nog fouter.
Het is sinterklaasavond. We verrassen elkaar met originele
surprises en fraaie gedichten. Mijn vader krijgt een plastic fles met Champo
erop en shampoo erin. Spellen is niet zijn sterkste kant. Dan is moeders aan de
beurt. Volgens de aanwijzingen in het gedicht gaat ze in huis op zoek naar haar
cadeau. In de keuken slaakt ze een gil. We rennen op het geluid af.
Ze lacht, gelukkig. Daar staat ze oog in oog met een
levensgrote pop met een bordje om zijn nek. Een Rus. In haar keuken. Ze laat
hem met liefde en zonder vrees binnen.
Ik bekijk dertig jaar later de beelden van vluchtelingen in
gammele bootjes, niet wetend wat ik moet en voel me heel wat minder dapper.
Abonneren op:
Posts (Atom)