Grijs, kort staartje, echte kraaloogjes, witte snorhaartjes.
Hij beweegt zich paniekerig door het piepkleine kooitje waarin ik hem heb
gevangen. Ik heb echt een muis gevangen. De muis bestond dus echt. Hij had zich
al verraden door zich door folie heen te knabbelen en hapjes van koekjes en
rookworst te nemen. Maar hij is dus niet alleen maar sporen. Hij is echt echt, maar lijkt om een tekenfilmfiguurtje.
Ik durf de val bijna niet op te pakken. Hij knabbelt aan het
gaas in de hoop ook daar een gaatje in te kunnen maken. Zijn tanden zijn
vlijmscherp. Dat zie ik zo ook wel, ik hoef het niet te voelen. Ik draag het
minihuisje zo voorzichtig dat het bijna valt. Het zakt onderin mijn fietstas. ‘Wij
gaan even een stukje fietsen, kleine vriend’, spreek ik hem vriendelijk toe er
vanuit gaande dat het om een mannetje gaat.
Het is koud, mijn adem maakt wolkjes. Maar het zonnetje komt
al een beetje door en dik ingepakt heb ik niet zoveel last van de kou. Samen
gaan we op pad. We stoppen, nou ja, ik stop en derhalve stopt muis ook, bij een
picknickbankje met uitzicht op golfbaan en weilanden. Er is niemand die mij
vraagt: wat gaat u hier doen. Ik vertel het dus ook niemand.
Ik graaf in mijn fietstas en trek het kooitje tevoorschijn.
Dan zet ik het voorzichtig op de grond. De tijd verstrijkt in slow motion. Tot
ik met de veer het deurtje opentrek. Binnen no time ruikt het knaagdiertje de
vrijheid en met grote diagonale sprongen schiet hij die tegemoet. Door het
koude, natte gras, richting het water, het riet? Geen plan, alleen instinct, op
zoek naar een veilig heenkomen.
Ik kijk hem na.
Dag vriend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten