Ik kijk naar jou, jij kijkt naar mij
Je klapt, je glundert
je ziet, je verwondert je
en mij.
Ik ken jou niet
Jouw moeder, zij zit achter je.
Ze kijkt vermoeid, zit met haar hoofd bij hele andere dingen.
Belangrijke dingen.
Daardoor ziet ze jou niet.
Belangrijke jij.
Ik herken het, vergeef het haar.
Ik hoop dat ze het soms wel ziet,
en hoort en ruikt en voelt.
Dat hoop ik
voor haar, voor jou.
Maar mijn dag is al goed.
maandag 22 december 2014
Picknicken in het park
“Deze is van twintig jaar geleden,” zegt ze, terwijl ze met een mager
vingertje naar de foto wijst.
“Echt?” Ik kan het me niet voorstellen dat het park er toen nog zo uit
zag. Zo relaxt. Zo…gezellig.
Ik kijk naar de mensen, de gezichten. Zoveel lachende gezichten. “En die
rook? Is dat het begin?”
“Wat? Oh, daar.” Ze lacht een beetje. “Nee, dat is van een barbecue.”
“Een wat?” Ik schuifel wat op mijn stoel. Ik ben gek op de verhalen van
vroeger.
“Een vuurtje waar je je vlees op kunt grillen. Lekker was dat!” Ze likt
haar lippen af.
“Vlees? Aten jullie toen nog vlees?” vraag ik verbijsterd.
“Ja,” knikt ze. “Zelfs jij hebt vroeger nog vlees gegeten.”
Ik kan me er niets van herinneren. Hoe oud was ik toen? Net geen baby
meer, denk ik. “Hoe smaakte dat dan?”
Ze denkt tot er rimpels in haar gezicht verschijnen. Dan verschijnt er
een gelukzalige glimlach. “Een beetje als tofoe, maar dan lekkerder.”
“Nog lekkerder dan tofoe?” Ik heb al in geen maanden meer tofoe gegeten.
Het is nergens meer te krijgen. Ik droom er af en toe over. Ze zeggen dat ik
dan in mijn slaap lig te smakken.
Ik wil nog meer weten. Kijk in haar ogen die net zo blauw zijn als die
van mij. Ik hang aan haar droge lippen. “En die groene dingen er achter?” Op
het moment dat ik dat vraag, zie ik dat ik te ver gegaan ben (ik zie het aan
het knijpen van haar hand) maar ik kan het niet meer terugdraaien. Mijn
gehandschoende hand reikt naar haar hand, naar haar gezicht, maar de plexiglasplaat
maakt lichamelijk contact onmogelijk. Dat zou ook te gevaarlijk zijn. Toch
wilde ik dat ik bij haar kon komen.
“Dat zijn bomen.” Ze fluistert het, herhaalt het en gaat steeds sneller
praten. “Bomen en gras, wolken en wind, vogels en muziek.” Ze ratelt. “Bomen en
gras, wolken en wind, vogels en muziek.” Steeds sneller, steeds harder.
Achter haar staat iemand op. Hij pakt haar bij haar elleboog. “Mevrouw,”
zegt hij dwingend, mevrouw, rustig maar.”
Maar mama wordt niet rustiger. “Bomen en gras, wolken en wind, vogels en
muziek.” Ze slaat wild om zich heen, probeert de man in het beschermende pak
weg te duwen. Hij gebaart naar bij mij dat ik beter weg kan gaan. Ik wil niet.
Ik wil bij haar. Maar ik moet.
Ik gris snel de foto van het tafelblad voor iemand anders dat kan doen.
Ik prop hem onder mijn kleren en maak dat ik weg kom. Ik kijk nog één keer
om en zie hoe mijn moeder wordt weggevoerd. Dan ga ik. De waanzin in.
dinsdag 9 december 2014
Echte vrienden
De telefoon, internet, televisie – alles gaat uit. Je slaakt
een zucht. Vandaag leef je in het nu, zoals zo vaak gepredikt is door mindfulness
goeroes. Wat je ook al langer van plan was, maar waar je nooit echt de tijd
voor nam. Nu dus wel. Vandaag, op je laatste dag, zal je geen verslag meer doen
op sociale media en wil je niet weten wat er in de wereld speelt. Je geeft de
poes een aai, kroelt haar achter de oren. Met volle aandacht kriebel je haar op
alle plekjes die ze lekker vindt. En je vraagt je af waarom je dat niet vaker
deed. Zou je dan gelukkiger zijn geweest?
Vandaag gaat het gebeuren. Twitter klapte de afgelopen dagen
al bijna uit elkaar. #impact is wereldwijd trending topic. In Nederland is het
#inslag. Er bestaat nog steeds een kans dat deze meteoriet de aarde niet zal
treffen. Geen grote kans en niemand die er eigenlijk nog rekening mee houdt.
#prepare staat op de tweede plek en #beware is nummer drie. Al jouw 5983
virtuele vrienden houden zich op de één of andere manier mee bezig.
Je schenkt jezelf een wijntje in en pakt een lp uit de kast.
Hoeveel zou je er nog kunnen draaien? Tien? Twintig? Honderd? Beginnen met The Final Countdown? Nee, dat ligt
teveel voor de hand. Toen, in de jaren tachtig met getoupeerd haar en wijde
truien waren we er ook al zeker van dat het einde nabij was. Moet je ons nu
zien!
Het is nog maar een paar dagen geleden dat we leefden alsof
het niet op kon. Alsof de tijd ook niet op kon en we onsterfelijk waren. Nu
komt de afrekening. Je hoopt er bijna op. Denkt aan de arrogante koppen van je
collega’s, de chagrijnige kassières, maar ook aan het meisje dat gisteren
ondersteboven in het klimrek hing (haar haren raakten de grond), de aids- en
ebolawezen, en de hoertjes in Thailand.
Zou je er iets van voelen of is het met een daverende klap in
één keer over. Niemand kan het je vertellen, de theorieën buitelen over elkaar
heen. Maar wat zou je daarna graag helemaal opnieuw beginnen. Met een nieuw
account en een kersvers profiel.
Je zwenkt de wijn in het glas en snuffelt eraan. Deze was
voor een speciale gelegenheid. Om met je vrienden en familie op te drinken op
een bijzondere dag. Een mooie wijn. Voor jou en al je vrienden.
vrijdag 14 november 2014
Verveging
Vanavond ga ik op tijd naar bed, had hij zichzelf beloofd.
De t.v. was al uit, de thermostaat stond al laag en toen ging opeens de bel.
Een meisje, ze droeg een jas met bontkraag, een veel te kort rokje en wat
hoerige laarzen, stond voor de deur. Eerst herkende hij haar niet. Maar de
manier waarop ze zomaar, ongevraagd, zijn gang binnendrong deed een lichtje bij
hem branden.
Hij probeerde haar weer buiten de deur te zetten - hier had
hij zo géén zin in - maar ze liet zich niet wegsturen. Onbewust streek hij over
zijn knie. De steken die hij vanavond voelde, maakten ook dat hij snel plat
onder dekens een dvd-tje wilde kijken.
“Wat kom je doen?” vroeg hij. “En waar is die vriend van je?”
“Heb ik niet meer,“ zei ze, terwijl hij de kauwgom in haar
mond rond zag gaan.
“Zo. Wilde hij niet meer op jouw commando mensen afrossen?”
“Kweet nie.” Toen haalde ze een briefje uit haar zak. “Hoe…hoe
gaat ’t met je?”
“Gaat wel”, antwoordde hij.
Ze knikte en keek weer op haar briefje. “Droom je er van?”
Ze zei het alsof het antwoord haar totaal niet interesseerde.
Hij dacht aan die nacht, die zich iedere nacht opnieuw in
zijn hoofd afspeelde. Die hij maar niet van zich af kon zetten. Hij hoorde haar
stem snerpen in zijn oren: “Schop ‘m dan, die kankerlijer. Hij was ‘t. Hij zat
naar me te loeren!”
“Elke nacht,” zei hij. Ze knikte. Hij hield zijn mond,
terwijl zij met een vinger over haar briefje gleed, de woorden voelend alsof ze
in braille geschreven stonden.
“Ken je me vevevevegen?” Ze zei het aarzelend, zonder hem
aan te kijken.
Even begreep hij niet. Ze herhaalde haar vraag en toen drong
het wel tot hem door. “Je bedoelt vergeven. Of ik je kan vergeven?” Hij dacht
er even over na en schudde toen zijn hoofd. “Nee. Ik kan je niet vervegen.” En
hij duwde haar de deur uit.
dinsdag 11 november 2014
Nu niet meer ademen
“Adem in. Adem uit. Nu niet meer ademen.” Ik krijg de
aanwijzingen via de koptelefoon in mijn oren en volg ze braaf op. Ik tel de
harde pieptonen. Het zijn er twintig. “Nu weer ademen.”
Daar moet ik het mee doen. Ik onderdruk de neiging om te
gaan persen. Dit keer lig ik zelf in een soort baringskanaal. Met de voeten
naar de uitgang, dus dat moet wel een zware bevalling worden.
Het besef van tijd ben ik al lang kwijt, want de laborant is
vergeten mijn cd weer aan te zetten. Ik voel een lichte paniek in me opkomen. De
liedjes waren mijn bakens (3 minuten per liedje, dus met twaalf liedjes ben ik
weer vrij), maar nu zweef ik in het luchtledige.
“Adem in. Adem uit. Nu niet meer ademen.” Opgelucht hou ik
mij adem in. Ze zijn me gelukkig niet vergeten.
Mijn hoofd vertelt me dat mijn angst belachelijk is.
Eigenlijk zou ik blij moeten zijn met een klein uurtje helemaal niets hoeven,
alleen maar liggen. Wie zou er geen moord doen voor een drie kwartier rust? Maar
mijn lichaam wil draaien, overeind komen, een dansje maken, in vrijheid
bewegen.
“Mevrouw, gaat het nog? Het is voorbij.” Blij als een kind
glij ik de tunnel uit, alle angst vergeten.
maandag 27 oktober 2014
Nessun Dorma
Dit zeer korte verhaaltje maakte bij mij veel herinneringen en emoties los, maar was voor buitenstaanders (mijn medecursisten) te cryptisch.
Onze oogappel krijgt een apparaatje aan zijn vinger dat het
zuurstofgehalte in zijn bloed moet meten. Het zint hem niet en moet eruit. Dan
maar aan zijn teen. Het vermoeden van de huisarts is bevestigd. Longontsteking.
Ik krijg ’t te kwaad. Het begrip van de verpleegkundige zet
bij mij de sluizen open. “Mama, wat is er?” vraagt een dun stemmetje. Ik slik
de sluizen weer dicht. Ik zit hier voor hem, niet voor mijn moeder.
De volgende middag droomt het peutertje zijn helende dromen
in een veel te groot bed. Het is hier doodstil, op het gepiep van een monitor
na. Twintig uur geleden ademde ik nog de koele buitenlucht. Het voelt als
weken. Ik trek me terug in de wereld van Turandot, maar hoe hard ik het ook
probeer, ik krijg de Italiaanse teksten niet in mijn kop.
Enkele uren later ben ik weer thuis, alleen. De frisse
avondlucht voelt raar, ruikt naar lente en is vol beloften. Onze peuter redt
het wel. In huis rinkelt de telefoon. Het is mijn moeder die mij feliciteert.
Oh ja. Er is er één jarig. Hoera. Ze klinkt zo gewoon. Alsof ze er nog heel lang
getuige van kan zijn.
Tien operavoorstellingen in 14 dagen. Gekkenwerk. Na afloop
haal ik pas weer adem. Juist dan blaast zij haar laatste uit.
Van bloemkool naar...
Opdracht voor creatief schrijven, les 2:
1) Maak zoveel mogelijk woorden van de letters uit het woord "bloemkool", bijvoorbeeld: bom, lol, mol, melk, boek etc. Wij kwamen tot 35 woorden! En jij?
2) Schrijf in een paar minuten een verhaaltje waarin minstens 10 van deze woorden voor komen.
Ik schreef dit met 15 woorden uit bloemkool:
De koe stond onder de boom een beetje loom voor zich uit te kijken. Hij had een grassprietje in zijn bek en keek hoe een eekhoorntje in de boom klom. Hij voelde de melk klotsen in zijn uier. Om zijn nek hing een grote bel. Voor de lol schudde hij af en toe met zijn kop. Dan kriebelde er een lok in zijn ogen. Vlak voor zijn voorpoten ontstond een bol in het gras. Er kwam een mol uit gekropen. "Ik ben moe van al het graven," zei de mol. "Maar onder de grond is het vast wel lekker koel," zei de koe. "Dan kom je toch met me mee?" zei de mol. En dat deed de koe.
De kinderen vonden het geweldig om zo te schrijven!
Wat leren we hieruit?
Beperking maakt je vrij.
1) Maak zoveel mogelijk woorden van de letters uit het woord "bloemkool", bijvoorbeeld: bom, lol, mol, melk, boek etc. Wij kwamen tot 35 woorden! En jij?
2) Schrijf in een paar minuten een verhaaltje waarin minstens 10 van deze woorden voor komen.
Ik schreef dit met 15 woorden uit bloemkool:
De koe stond onder de boom een beetje loom voor zich uit te kijken. Hij had een grassprietje in zijn bek en keek hoe een eekhoorntje in de boom klom. Hij voelde de melk klotsen in zijn uier. Om zijn nek hing een grote bel. Voor de lol schudde hij af en toe met zijn kop. Dan kriebelde er een lok in zijn ogen. Vlak voor zijn voorpoten ontstond een bol in het gras. Er kwam een mol uit gekropen. "Ik ben moe van al het graven," zei de mol. "Maar onder de grond is het vast wel lekker koel," zei de koe. "Dan kom je toch met me mee?" zei de mol. En dat deed de koe.
De kinderen vonden het geweldig om zo te schrijven!
Wat leren we hieruit?
Beperking maakt je vrij.
zaterdag 13 september 2014
Vitamine C
Dit is de dag vlak na het compliment.
Mijn auto reed me het dorp uit. Niet meer schakelen. Een eenzame
trambestuurder was ik. Alleen zweeg de bel als het graf. Rechtsaf, rechtsaf, linksaf
en dan almaar rechtdoor.
De weg leidde me langs toegangspoorten en oude wilgen naar
de vitaminentuin. Achteruit, keren, parkeren en klaar.
Een onbekende bestemming is bereikt. Nu weet ik waar. Maar welke
deur, wat tref ik aan? Hoe nu?
En toen kwam hij naar mij. Hij die mij kende. Die weet had
van mijn werk, van mijn inspanning. Die mij nodig had gehad.
Zijn opgeheven duimen gaven mij superlatieven en omsloten
een zenuwachtige lach. En ik? Ik incasseerde, groeide, gloeide. Mijn werk was
goed. Mijn trots was groot.
Op tafel staat een grote doos met verantwoord lekkers. Te
lonken, te pronken. Brenger van een betere weerstand.
Maar mijn geluk kwam vandaag uit zijn mond. Een deel van de
beloning.
dinsdag 4 maart 2014
Een onverwachte ontmoeting
Ik loop door het hoge gras, moeiteloos, alsof ik zweef. Om mij heen zie ik de majestueuze bergen. Ik ben geen held. Doorgaans word ik in Oostenrijk en Zwitserland bevangen door een gevoel alsof ik verslonden word door de immense grootsheid van de natuur. Nu niet. Nu zie ik alleen maar hoe mooi het is. Ik adem de frisse berglucht in en voel dat de zuurstof me energie geeft. Ik denk aan Julia Andrews in haar boerenjurk en krijg de neiging om “The hills are alive.” te gaan zingen, maar ik doe het niet. Ik geniet in stilte, alleen.
Aan de rand van de bergweide waar ik doorheen loop zie ik een rots. Het is eigenlijk een soort plateau. Een podium. Ik loop er naartoe, klim erop en kijk om me heen, de afgrond in. Het beangstigt mij vreemd genoeg niet. Ik voel zelfs geen sluimerend gevoel van hoogtevrees. Vanuit het dal zie ik een vogel naar mij toe vliegen. Het is een steenarend, die schijnbaar moeiteloos door de lucht scheert. Het is een prachtig gezicht hoe hij zich laat meevoeren door de stroom van de wind. Het doet me terugdenken aan een droom die ik ooit had. Waarin ik een ontmoeting had met een arend en op zijn rug mocht meevliegen. Het dier was enorm groot, maar vormde voor mij geen bedreiging. In tegendeel, ik voelde me gekoesterd en beschermd. Deze steenarend laat zich wel aan mij zien, maar landt niet. Hij vertrekt weer, de wijde wereld in. Ik ben weer alleen.
Ik ga zitten op het plateau, dat door de zon is voorverwarmd, en sluit mijn ogen. De zon verwarmd ook mij van top tot teen. Het scherpe licht wordt gefilterd door mijn oogleden. Ik voel dat er iemand naast me komt zitten. Ik denk dat het mijn man is en voel me er prettig bij. Samen, zo hoog boven de rest van de wereld kunnen wij alles aan dat op ons pad komt. Maar dan voelt het opeens anders. Mijn man is weg. Ik weet zonder te kijken dat de plaats naast mij nu door iemand anders wordt ingenomen. En het is goed, beter zelfs. Het is mijn moeder. Het is bijna acht jaar geleden dat ik haar voor het laatst heb gezien en gesproken. Toch zeggen we niets tegen elkaar en raken we elkaar niet aan. Alleen elkaars aanwezigheid is voldoende voor dit moment. Ik deel mijn liefde voor roofvogels met haar, zoals ik zoveel andere dingen met haar deel. Ik heb me nooit eerder zo verbonden met haar gevoeld als nu. Ik ben niet alleen.
Zo plotseling als ze gekomen is, zo plotseling vertrekt ze ook weer. Tranen biggelen over mijn wangen. Niet van verdriet over haar vertrek, maar van dankbaarheid over deze onverwachte ontmoeting. Ik weet voortaan waar ik haar kan vinden, wanneer ik haar nodig heb. Ook al ben ik alleen.
donderdag 6 februari 2014
Storytelling cubes
Rory's story cubes: enge schaduw, huis, pijl, wigwam, flat, telraam, vuur, toren en vis.
Lizzy was vrij vroeg naar bed gestuurd, omdat ze haar bord niet leeg wilde eten. Wat haar ouders niet begrepen was, dat ze het gewoonweg niet kon. Die smerige vis bleef maar aan haar gehemelte plakken tot ze er bijna van moest spugen.
Ze woonden bovenin een flat. Ze had liever, net als haar vriendinnetje Desi, in een echt huis gewoond. Met een tuin enzo. Maar Desi vond dat van haar juist wel tof. Zo leek ze net een prinses uit een sprookje die in een toren gevangen zat. Puh, zei Lizzy dan. Alsof ze een prinses elke keer alle boodschappen al die trappen op lieten sjouwen. De lift was namelijk al maanden kapot. Eigenlijk kon Lizzy zich niet eens meer herinneren hoe haar leven was met een werkende lift.
Lizzy zuchtte. Ze lag al uren, maar kon de slaap niet vatten. Haar moeder had haar eens gezegd dat ze dan schaapjes moest tellen, maar dat hielp niets. Ze ging zich alleen maar voorstellen hoe al die schapen eruit zagen. En hoe ze blaatten. En dan was ze bang dat ze zo'n herrie maakten, omdat er een wolf op de loer lag. Ze bedacht zelf het telraam. In haar bed schoof ze in gedachten de knikkers van de ene naar de andere kant. Daar werd ze over het algemeen wel lekker rustig van. Meestal was ze dan binnen no time naar dromenland vertrokken. Maar nu dus niet. Ze had alle soorten telramen en knikkers bedacht - hoe saaier, hoe beter - maar niets hielp.
Ze bleef maar denken aan een film die ze 's middags op tv had gezien. Over indianen die in wigwams of tipi's woonden en met pijlen schoten op bizons en bleekgezichten. De ene indiaan had nog engere oorlogskleuren dan de andere. Ze dansten op het steeds snellere ritme van de trommelaars rondom een groot vuur. In de donkere nacht gaf dat enge schaduwen en die zag ze nu de hele tijd voor zich.
Ze kneep haar ogen stijf dicht om de schaduwen niet te zien, maar daardoor werden ze alleen maar duidelijker, doordringender.
Lizzy was vrij vroeg naar bed gestuurd, omdat ze haar bord niet leeg wilde eten. Wat haar ouders niet begrepen was, dat ze het gewoonweg niet kon. Die smerige vis bleef maar aan haar gehemelte plakken tot ze er bijna van moest spugen.
Ze woonden bovenin een flat. Ze had liever, net als haar vriendinnetje Desi, in een echt huis gewoond. Met een tuin enzo. Maar Desi vond dat van haar juist wel tof. Zo leek ze net een prinses uit een sprookje die in een toren gevangen zat. Puh, zei Lizzy dan. Alsof ze een prinses elke keer alle boodschappen al die trappen op lieten sjouwen. De lift was namelijk al maanden kapot. Eigenlijk kon Lizzy zich niet eens meer herinneren hoe haar leven was met een werkende lift.
Lizzy zuchtte. Ze lag al uren, maar kon de slaap niet vatten. Haar moeder had haar eens gezegd dat ze dan schaapjes moest tellen, maar dat hielp niets. Ze ging zich alleen maar voorstellen hoe al die schapen eruit zagen. En hoe ze blaatten. En dan was ze bang dat ze zo'n herrie maakten, omdat er een wolf op de loer lag. Ze bedacht zelf het telraam. In haar bed schoof ze in gedachten de knikkers van de ene naar de andere kant. Daar werd ze over het algemeen wel lekker rustig van. Meestal was ze dan binnen no time naar dromenland vertrokken. Maar nu dus niet. Ze had alle soorten telramen en knikkers bedacht - hoe saaier, hoe beter - maar niets hielp.
Ze bleef maar denken aan een film die ze 's middags op tv had gezien. Over indianen die in wigwams of tipi's woonden en met pijlen schoten op bizons en bleekgezichten. De ene indiaan had nog engere oorlogskleuren dan de andere. Ze dansten op het steeds snellere ritme van de trommelaars rondom een groot vuur. In de donkere nacht gaf dat enge schaduwen en die zag ze nu de hele tijd voor zich.
Ze kneep haar ogen stijf dicht om de schaduwen niet te zien, maar daardoor werden ze alleen maar duidelijker, doordringender.
Abonneren op:
Posts (Atom)