Vroeger kon de leeuw urenlang rustig spelen op de galerij. Hij deed er verstoppertje met twee muizen of tikkertje. De muizen piepten, de leeuw piepte mee.
Maar op een dag werd de leeuw moe. Ze wilde stoppen met spelen en lekker gaan slapen.
"Ah, toe," zei de ene muis, "nog een keer. Ik weet een hele goede verstopplek."
"Ja, kom," zei de andere muis. "Ik heb je zo gevonden, wedden?"
De leeuw gaf geeuwend toe. Het waren toch zijn beste vrienden en daar kun je geen nee tegen zeggen.
En terwijl muis 2 tot honderd telde, kroop muis 1 in de geopende muil van de leeuw.
"Niet dicht doen, hoor," piepte het ondernemende beestje gespannen, want de kiezen van de leeuw waren ineens wel heel groot en heel dichtbij. De leeuw knikte voorzichtig met open mond.
"Honderd," riep muis 2, "Ik kom!" En op dat moment greep een kat, die hen al een poosje in het vizier had, hem bij zijn staart.
Sindsdien wachten leeuw en muis 1 gespannen tot muis 2 hen komt zoeken. De leeuw houdt angstvallig zijn muil open. Daarom blijft de leeuw in de galerij geluidloos brullen.