Dit zeer korte verhaaltje maakte bij mij veel herinneringen en emoties los, maar was voor buitenstaanders (mijn medecursisten) te cryptisch.
Onze oogappel krijgt een apparaatje aan zijn vinger dat het
zuurstofgehalte in zijn bloed moet meten. Het zint hem niet en moet eruit. Dan
maar aan zijn teen. Het vermoeden van de huisarts is bevestigd. Longontsteking.
Ik krijg ’t te kwaad. Het begrip van de verpleegkundige zet
bij mij de sluizen open. “Mama, wat is er?” vraagt een dun stemmetje. Ik slik
de sluizen weer dicht. Ik zit hier voor hem, niet voor mijn moeder.
De volgende middag droomt het peutertje zijn helende dromen
in een veel te groot bed. Het is hier doodstil, op het gepiep van een monitor
na. Twintig uur geleden ademde ik nog de koele buitenlucht. Het voelt als
weken. Ik trek me terug in de wereld van Turandot, maar hoe hard ik het ook
probeer, ik krijg de Italiaanse teksten niet in mijn kop.
Enkele uren later ben ik weer thuis, alleen. De frisse
avondlucht voelt raar, ruikt naar lente en is vol beloften. Onze peuter redt
het wel. In huis rinkelt de telefoon. Het is mijn moeder die mij feliciteert.
Oh ja. Er is er één jarig. Hoera. Ze klinkt zo gewoon. Alsof ze er nog heel lang
getuige van kan zijn.
Tien operavoorstellingen in 14 dagen. Gekkenwerk. Na afloop
haal ik pas weer adem. Juist dan blaast zij haar laatste uit.